Fanny Kusiel - Gutmann (1869-1943) is geboren op 5 januari 1869 in Ichenhausen, dichtbij Ulm. Haar dochter Alice omschrijft haar in haar jeugdherinneringen als een verstandige en ontwikkelde vrouw. Gedurende haar tienerjaren had zij vijf jaren bijeen tante in Parijs gewoond en daar vloeiend Frans leren spreken. Haar kinderen heeft ze daarom ook van jongs af aan het Frans proberen bij te brengen. Na haar vlucht met haar man in 1939 naar Schiebroek (Rotterdam) en na het overlijden van haar man in juni 1940 heeft haar zoon Siegfried haar in september 1940 in Edam (N.H.) op de Voorhaven ondergebracht. De reden hiervoor was dat vanaf september 1940 het kustgebied, waartoe ook Schiebroek gerekend werd, voor Duitse vluchtelingen tot verboden gebied was verklaard. Op dat adres in Edam woonde ook een andere Joodse familie uit Ludwigsburg, het echtpaar Salomon en Julie Kaufmann. Op 7 maart 1941 is Fanny formeel uit Schiebroek uitgeschreven. En in maart 1942 stond ze geregistreerd als woonachtig op de Voorhaven, Edam. Ze heeft er gewoond tot 1943. Op 23 april 1943 is ze opgepakt en in Kamp Vught opgesloten. Daarna is ze op 9 mei naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Op dinsdag 11 mei is ze met een goederentrein, in een veewagon, naar Sobibor in Polen weggevoerd. Fanny kwam op 14 mei 1943 aan in Sobibor, waar zij meteen na aankomst werd vermoord.
Haar drie kinderen Alice, Pepi en Siegfried overleefde allemaal de oorlog. Pepi wisten voor de oorlog nog naar Amerika te vluchten met haar man en twee kinderen. Alice en haar gezin wisten in 1941 via Lissabon ook naar Amerika te vluchten naar Pepi. Siegfried werd in 1942 opgepakt en werd naar de Hollandse Schouwburg in Amsterdam gebracht. Hij kwam echter snel vrij, omdat hij en zijn vrouw een uitzondering hadden op deportatie. Daarna is hij naar Zeist gevlucht en na twee maanden is hij tot aan het einde van de oorlog ondergedoken in Utrecht. In die onderduikperiode leefde hij onder de naam: ‘Wim Dijkshoorn’.
Bron:alemannia-judaica.de