Verhaal

Méér over het transport van 16 Februari 1943 Westerbork -> Auschwitz

De voorlaatste van de 9 zogenaamde voorjaarstransporten naar Auschwitz in 1943.

Algemeen

Nadat sinds het vertrek van het transport van 12 December 1942. waarmede de "Cosel-periode eindigde, een rustpauze was ingetreden, die met de gebruikelijke dosis camouflage "Kerstpauze" werd genoemd, maar schijnt te zijn veroorzaakt door een tekort aan transport- materiaal, werden met ingang van 11 Januari 1943 de Jodendeportaties uit Nederland hervat. De periode van 11 Januari t/m 23 Februari 1943, waarin rechtstreeks naar Auschwitz 9 transporten zijn vertrokken, t.w. 8 uit Westerbork en 1 uit Apeldoorn worden kortheidshalve “Voortjaarstransporten 1943 genoemd.

De Voorjaarstransporten

In sterkere mate dan de Auschwitz-transporten van het najaar 1942, hadden de voorjaarstransporten van 1943 het karakter van vernietigingstransporten, geaccentueerd vooral hierdoor, dat zij voor het merendeel waren samengesteld uit oudere en minder valide personen, die niet in aanmerking kwamen om te worden tewerkgesteld, en dus waren bestemd om terstond bij aankomst t e Auschwitz te worden vergast. Overwegend is ook het aantal vrouwen.

Al dan niet verband houdend met de samenstelling en de omvang dezer transporten, is in elk geval vermeldenswaard een (als enige van dien aard bekend geworden) geheime order van het hoofd van het "Reichs Sicherheits-Hauptamt", waarbij de deportatie werd bevolen van 45000 personen van “Joodsen bloede”, waarvan 3000 uit Nederland, in het tijdvak van 11 t/m 31 Januari 1943. Aan deze order werd door de "Befehlshaber der Sicherheitspolizei" in Nederland voldaan door het doen afvoeren van 5 transporten, respectievelijk  op 11, 18, 23 en 29 Januari 1943 uit Westerbok en op 22 Januari 1943 uit Apeldoorn ("Apeldoornse Bosch-transport"), totaal ter sterkte van 3594 personen. Daarna vertrokken in deze periode uit Westerbork nog 4 transporten, respectievelijk op 2, 9, 16 en 23 Februari 1943, tezamen omvattende 4283 personen.

Overzicht van de samenstelling van het transport van 16 Februari 1943:

Aantal gedeporteerden: ......................................  1108, waarvan 515 Man en 593 Vrouw

Personen boven 50 jaar: ....................................    427, waarvan 171 M en 256 V.

Kinderen onder 16 jaar: .....................................   180, waarvan   96 M en   84 V.

Personen van 16-50 jaar voor selectie tewerkstelling  501, waarvan 248 M en 253 V.

Leeftijd 16-17 jaar: ...........................................     28, waarvan   15 M en   13 V.

Van 18-35  jaar: ..............................................     246 waarvan   118 M en 128 V.

Van 36-40 jaar: ...............................................      86, waarvan   43 M en   43 V.

Van 41-50 jaar: ..............................................     141, waarvan   72 M en    69 V.

Aantal overlevenden: ...................................       5, waarvan  4 mannen en 1 vrouw.

 

Het transport van 16 Februari 1943

Van dit transport zijn 4 mannen en 1 vrouw teruggekeerd. De vrouw was een verpleegster, die, evenals met een verpleegster van het transport van 8 Februari 1943 is geschied, als enige vrouw uit de voor de gaskamers bestemde groep werd gehaald, om in haar beroep te worden tewerkgesteld.

Alle andere vrouwen, zomede de kinderen en de oudere, zieke en zwak uitziende mannen, zijn, blijkens de verklaringen van getuigen, terstond bij aankomst te Auschwitz op 19 Februari 1943 vergast. Van geen van hen is trouwens na die datum ooit meer iets vernomen.

Volgens opgaaf van de overlevende mannen, werden bij de terstond gehouden selectie de mannen van 18-40 jaar voor tewerkstelling aangewezen. De leeftijden van de bekende gematriculeerden vallen, op één twijfelachtige uitzondering na (een niet met zekerheid geïdentificeerde briefschrijver van 13 jaar) inderdaad binnen de aangegeven leeftijdsgroep.

Daar blijkens het staatje op blz. 23 het aantal mannen in deze leeftijdsgroep in totaal 176 bedroeg, terwijl de gereconstrueerde matricule-serie loopt van 103541 (C) t/m 103698 (V), dus buiten de letters A-B en W t/m Z reeds 158 nummers omvat, zal een schatting van het aantal tewerkgestelden op 170 à 180 niet ver bezijden de werkelijkheid zijn, en kan derhalve op goede grond worden aangenomen, dat de mannen van 16-40 jaar, behoudens uitzonderingen (alleen bekend voor zover die door de overlevenden zijn opgegeven) voor tewerkstelling zijn "geselecteerd". De tewerkgestelden bleven tot 1 Maart 1943 "in quarantaine" te Auschwitz, en werden vervolgens overgebracht naar Birkenau, waar zij in verschillende arbeids- commando's werden ingedeeld.

In de quarantaineperiode zijn twee mannen overleden. Uit de verklaringen der overlevenden, uit de brieflijsten en uit het feit, dat de in het "Nummerdodenboek” geregistreerde sterfgevallen alle plaatshadden in Birkenau, moet worden opgemaakt, dat nagenoeg de gehele groep in dit kamp is gebleven. Slechts van een der tewerkgestelden, die trouwens is teruggekeerd, is de naam gevonden in de “Krankenbau"-administratie van Monowitz.

 

Van 23 mannen zijn brieven ontvangen, alle uit Birkenau en wel het laatst :     in Februari/Mei 1943 van 1 man;  op 15 Juni 1943 van 1 man ;  op 7 September 1943 van 8 mannen;  op 8 November 1943 van 9 mannen en op 7 April 1944 van 4 mannen. Ten aanzien van deze briefschrijvers wordt verwezen naar hetgeen is vermeld onder IVa van paragraaf 3 van Hoofdstuk I. In totaal zijn uit het "Nummerdodenboek" 17 sterfdata bekend. Hiervan liggen er in Februari 1943:  2;  in Maart 1943: 10;  in April 1943:  3;  in Mei 1943:  1; in Juli 1943:  1.

Uit deze cijfers kan worden opgemaakt, dat de grootste sterfte heeft gelegen vóór eind April 1943, terwijl er anderzijds van mag worden uitgegaan, dat van het bestaan degenen, die langer hebben geleefd, uit de ontvangen brieven, uit de administratie of uit getuigenverklaringen, nadien nog wel i s gebleken. Op deze grond i s geconcludeerd, dat de tewerkgestelden, omtrent wie géén individuele gegevens bekend zijn, moeten worden geacht te zijn overleden uiterlijk 30 April 1943.

Als begindatum van het tijdvak, waarbinnen het overlijden kan hebben plaatsgehad, moet, in verband met de bovenvermelde quarantaineperiode, worden aangenomen: 1 Maart 1943.

Bron: het archief van het Nederlandse Rode Kruis, publicatie “Auschwitz IV” , deportatie transporten in 1943, uitgegeven October 1953, pagina’s 5 (Algemeen), 21 (Voorjaarstransporten), 23 (Samenstelling transport 16 Februari 1943) en de blz. 37 sub h, 38 en 39 (het transport van 16 Februari 1943).

Alle rechten voorbehouden