Sarphati, Coronel en Jacobs
Toen na de juridische emancipatie van 1796 een kleine joodse elite een belangrijke rol ging spelen in de Nederlandse samenleving, trad een joodse arts op de voorgrond: Samuel Sarphati (1813-1866). Hij studeerde medicijnen in Leiden en stichtte in 1842 de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Pharmacie, die een begin maakte met de vakopleiding van apothekers. Hij zou veel instellingen stichten, naast de eerste Amsterdamse Handelsschool, het Amstel Hotel, het Paleis voor Volksvlijt en de Nationale Hypotheekbank waren dat ook instellingen op het terrein van de volksgezondheid. Voorbeelden hiervan zijn een organisatie die voor het ophalen van het vuilnis ging zorgen en de Maatschappij voor Meel- en Broodfabrieken die onder goede hygiënische omstandigheden brood produceerde voor weinig geld. Een andere bekende joodse arts was Samuel Senior Coronel (1827-1892) die wel de grondlegger van de sociale geneeskunde in Nederland wordt genoemd. Hij besteedde in zijn werk veel aandacht aan zaken als schoolverzuim, bewaarscholen (crèches), sanatoria, volksvoeding, hygiëne en gezonde omstandigheden op werkplaatsen en fabrieken. Hij heeft veel geschreven over de arbeidsomstandigheden op diamantslijperijen. Een andere bekende joodse arts is Aletta Jacobs (1854-1929). Zij was de eerste vrouwelijke arts in Nederland. Zij heeft veel gedaan voor gezondere arbeidsomstandigheden voor werkende vrouwen en is ook bekend geworden door haar strijd voor het vrouwenkiesrecht.
In besturen en verenigingen, op universiteiten en gewoon om de hoek
Joodse medici hebben een belangrijke rol gespeeld in de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunst, de Nederlandsche Vereeniging van Huisartsen (nu de Landelijke Huisartsen Vereniging) en de Vereniging van Nederlandse Vrouwelijke Artsen. De Medische faculteit van de Universiteit van Amsterdam had in 1940 een aantal joodse hoogleraren in dienst en ook op andere universiteiten waren joodse docenten en hoogleraren aangesteld. Hoe groot het aantal joodse studenten medicijnen op dat moment was, is niet bekend. Voor 1930 zijn er wel cijfers. In dat jaar was 1,7% van de totale bevolking boven de 20 jaar joods. 2.6 % van de afgestudeerden noemden zichzelf dat jaar joods en 3.8 % van alle afgestudeerde artsen was joods. Een relatief groot deel van de joodse bevolking ging studeren en daarvan ging weer een behoorlijk deel medicijnen studeren. Naast bekende artsen, hoogleraren en artsen in besturen en verenigingen waren er natuurlijk ook veel 'gewone' joodse artsen met een praktijk aan huis.
De oorlog en erna
Vanaf maart 1941 mochten joodse artsen geen niet-joodse patiënten meer behandelen. Een deel van hen was daarmee in een klap al zijn patiënten kwijt. De anti-joodse maatregelen die alle joden in Nederland troffen, dreven ook de joodse artsen in een steeds groter isolement en velen van hen zijn gedeporteerd en omgebracht. Over 208 tijdens de oorlog omgebrachte en omgekomen joodse artsen is een boek verschenen, geschreven door J.H. Coppenhagen en bewerkt en ingeleid door M.J. van Lieburg. Het boek heet Anafiem Gedoe'iem. Overleden joodse artsen uit Nederland 1940-1945. Van elk van de overleden artsen is een biografie opgenomen, waar de makers van het Monument dankbaar gebruik van hebben gemaakt. De inleiding op het boek geeft een goed overzicht van het joodse aandeel in de Nederlandse medische wereld. In 2015 publiceerde Hannah van den Ende een boek over de dilemma’s waar joodse artsen voor kwamen te staan tijdens de oorlogsjaren: ‘Vergeet niet dat je arts bent’. Joodse artsen in oorlogstijd.
Verder lezen:
- J.H. Coppenhagen, Anafiem Gedoe'iem. Overleden joodse artsen uit Nederland 1940-1945 (Rotterdam 2000) (Bewerkt en ingeleid door M.J. van Lieburg)
- M.H. Gans, Memorboek. Platenatlas van het leven der joden in Nederland van de Middeleeuwen tot 1940 (Baarn 1978, 5e druk), 720-721
- Hannah van den Ende, ‘Vergeet niet dat je arts bent’. Joodse artsen in oorlogstijd (Amsterdam 2015)