Verhaal

Méér over het transport van 29 Januari 1943 Westerbork -> Auschwitz.

De  Voorjaarstransporten van 1943  (van 11 Januari  tot 23 Februari 1943)  

Algemene opmerkingen 

In sterkere mate dan de Auschwitz-transporten van het najaar 1942, hadden de voorjaarstransporten van 1943 het karakter van vernietigingstransporten, geaccentueerd vooral hierdoor, dat zij voor het merendeel waren samengesteld uit oudere en minder valide personen, die niet in aanmerking kwamen om te worden tewerkgesteld, en dus waren bestemd om terstond bij aankomst t e Auschwitz te worden vergast.

Overwegend is ook het aantal vrouwen. Al dan niet verband houdend met de samenstelling en  de omvang dezer transporten, is in elk geval vermeldenswaard een (als enige van dien aard bekend geworden) geheime order van het hoofd van het "Reichs Sicherheits-Hauptamt", waarbij de deportatie werd bevolen van 45000 personen van Joodsen bloede, waarvan 3000 uit Nederland, in het tijdvak van 11 t/m 31 Januari 1943. Aan deze order werd door de "Befehlshaber der Sicherheitspolizei" in Nederland voldaan door het doen afvoeren van 5 transporten, resp. op 11, 18, 23 en 29 Januari 1943 uit Westerbork en op 22 Januari 1943 uit Apeldoorn ("Apeldoornse Bosch-transport"), totaal ter sterkte van 3594 personen. Daarna vertrokken in deze periode uit Westerbork nog 4 transporten, respectievelijk op 2, 9, 16 en 23 Februari 1943, tezamen omvattende 4283 personen.

Overzicht van het voorjaarstransport van 29 Januari 1943, met vermelding van sterkte en samenstelling. Er waren slechts 2 overlevende mannen van dit transport.

Totaal aantal gedeporteerden: ...............................  659, waarvan 240 M en 419 V.

Kinderen tot 16 jaar: .................................................. 104, waarvan 42 M  en 62 V.

Leeftijd van 16 tot 50 jaar: ....................................... 190, waarvan 79 M en 111 V.

Personen ouder dan 50 jaar: ................................... 365, waarvan 119 M en 246 V.

Verdeling per leeftijdsgroep:

Leeftijd 16 en 17 jaar: ......................................... 11, waarvan 3 M  en 8 V.

Leeftijd 18 tot 35 jaar: ........................................ 78, waarvan 37 M en 41 V.

Leeftijd 36 toe 40 jaar: ....................................... 30, waarvan 11 M en 19 V.

Leeftijd 41 tot 50 jaar: .......................................  71, waarvan 28 Man en 43 Vrouw

Méér over het transport van 29 Januari 1943.

Van dit transport zijn slechts twee mannen, 28 en 32 jaar oud, teruggekeerd.  Behalve van één van hen, zijn nog van 2 andere mannen, resp. 22 en 45 jaar, brieven ontvangen uit Birkenau (op 7 September en 8 November 1943).

Volgens de verklaring van één der overlevenden, zijn 50 jonge en sterke mannen tot 35 jaar voor tewerkstelling aangewezen. De leeftijdsgrens van deze tewerkgestelden moet echter, gezien de leeftijd van één der briefschrijvers (45 jaar) hoger hebben gelegen, doch niet véél hoger, omdat het aantal mannen van 16-40 jaar 51 bedraagt, en dat van 16-50 jaar reeds 79.

Met het oog op deze cijfers wordt de vermoedelijke werkelijkheid het dichtst benaderd, indien wordt aangenomen, dat de mannen van 16-40 jaar, tenzij individueel anders bekend is, de selectie bij aankomst hebben overleefd. Zij zijn, blijkens bovenbedoelde verklaring, in Birkenau tewerkgesteld.

Er zijn slechts twee matricule-nummers bekend, nl. 98281 (B) en 98288 (G). Niettemin is hierdoor de matricule-serie, in aanmerking genomen dat deze ± 50 nummers heeft omvat, ten naaste bij bepaald, en zijn aan de hand daarvan uit het "Nummerdodenboek"  8 sterfdata kunnen worden vastgesteld, waarvan er in 1943 4 hebben gelegen in Maart; 2 in April; 1 in Juni en 1 in Augustus 1943.

Mede in verband met het sterfteverloop bij de andere transporten in deze periode, kan op grond van deze cijfers worden aangenomen, dat ook bij dit transport de grote sterfte onder de tewerkgestelden heeft gelegen in de maanden Februari t/m April 1943.

De conclusie voor dit transport moet dus luiden, dat de mannen van 16-40 jaar, tenzij individueel anders blijkt, moeten worden geacht te zijn overleden uiterlijk 30 April 1943, en dat, aangezien van de oudere mannen, behoudens de bovenbedoelde uitzondering, alsmede van de vrouwen  en de kinderen, na de dag van aankomst te Auschwitz nimmer meer iets is vernomen, alle anderen terstond bij aankomst, dus op 1-2-1943, door vergassing om het leven zijn gebracht.

De samenvattende conclusies van het voorjaarstransport van 29 Januari 1943.

De tot dit transport behoord hebbende mannen, die bij aankomst te Auschwitz (dus op 1 Februari 1943) de leeftijd van 16 jaar hadden bereikt, maar nog geen 41 jaar waren, worden, tenzij individueel anders bekend is, geacht te zijn overleden in het  Auschwitz-complex niet eerder dan 1 Februari 1943 en uiterlijk 30 April 1943. Alle andere tot dit transport behoord hebbende mannen worden, tenzij individueel anders bekend is, geacht te zijn overleden te Auschwitz/Birkenau, uiterlijk 1 Februari 194 3 .

Alle met dit transport gedeporteerde vrouwen, en ook de kinderen, worden, tenzij individueel anders bekend is, geacht te zijn overleden te Auschwitz/Birkenau op of omstreeks 1 Februari 1943.

Bron: het archief van het Rode Kruis, publicatie "Auschwitz IV", deportatietransporten naar Auschwitz in 1943, uitgegeven October 1953, pagina 21 Hoofdstuk II sub 1, blz, 22 en 23, blz. 30 sub e en blz. 31 en blz. 64 en 65 samenvattende conclusies voorjaarstransport 29 Januari 1943.

 

 

 

 

Alle rechten voorbehouden