Verhaal

In Memoriam

Leentje van Os-Godschalk is in 1868 geboren als dochter van Salomon Godschalk en Wilhelmina de Lange. Naast Leentje krijgt het echtpaar een zoon en nog zeven dochters. Voordat Leentje geboren is, overlijdt een zus; ze is slechts drie jaar oud. Een andere zus overlijdt op 31-jarige leeftijd. Tijdens de oorlog verliest Leentje haar broer (Maurits) en vijf zussen. Leentje’s ouders overlijden respectievelijk in 1910 en 1904.

Maurits en zijn gezin zijn ondergedoken bij een boerderij in Junne, een buurtschap nabij Ommen. Bij dreiging zoeken ze hun toevlucht tot een schuilplaats in het bos. Wanneer in november 1943 een Amerikaanse bommenwerper neerstort, gaan bewakers van kamp Erica op onderzoek uit. Ze treffen Maurits en zijn gezin in het bos aan, op weg naar hun verstopplaats. Omdat het bevel om te stoppen genegeerd wordt, openen de bewakers het vuur. Maurits komt hierbij om het leven; de overige gezinsleden worden gearresteerd en naar kamp Westerbork gebracht.

Het gezin Godschalk woont in Ommen. Leentje verlaat in februari 1886 haar geboorteplaats en vestigt zich in Assen. In het bevolkingsregister staat ze vermeld als 'zonder beroep'. In december van datzelfde jaar keert ze terug naar Ommen. Bijna twee jaar later, in februari 1888, keert ze weer terug naar Assen, waar ze in het bevolkingsregister ingeschreven wordt als dienstmeid. In november 1889 vertrekt ze uit Assen en wordt ze ingeschreven in Amsterdam. Ze gaat aan de Herengracht 313 wonen; in het bevolkingsregister wordt geen beroep vermeld. Ze verblijft een half jaar op dit adres en verhuist in mei 1890 naar de Binnenkant 38, een huis aan een kade. Hier woont ze tot mei 1891 en werkt ze als dienstbode.

Na haar verblijf aan de Binnenkant werkt Leentje tot augustus 1891 als dienstbode op het adres Amstel Binnen 175. Vervolgens verhuist ze naar de Plantage Kerklaan 39f, de straat waar ook Artis gevestigd is, waar ze opnieuw als dienstbode aan de slag gaat. Hier is ze ruim drie jaar werkzaam, tot oktober 1894. 

Frederika Gezina, één van haar zussen, werkt ook als dienstbode in Amsterdam. Ze is een periode eveneens werkzaam op Plantage Kerklaan 39, maar dan in woning 'e'. Daarna werkt ze op verschillende andere adressen in de stad. Een andere zus, Marianna, werkt eveneens als dienstbode in Amsterdam, maar blijft gedurende haar tijd in dienst bij één werkgever. Hoewel de drie zussen op verschillende momenten naar Amsterdam zijn gekomen en bij verschillende gezinnen werken, vestigen Leentje en haar zussen zich allemaal in dezelfde week, eind oktober 1894, in Hardenberg.

Leentje en Henri van Os maken in november 1917 hun verloving bekend voor het grote publiek. Dit doen ze in elk geval via een advertentie in het Nieuw Israëlitisch Weekblad. Ze trouwen op 28 februari 1900 in Ommen. Leentje is dan eenendertig jaar, haar man vijfendertig. Ze gaan in IJsselstein wonen, waar Henri woont. 

Aanvankelijk wonen ze op de Utrechtsestraat 95, vervolgens verhuizen ze binnen dezelfde straat naar nummer 101, en uiteindelijk vestigen ze zich op Benschopperstraat 63. Het echtpaar blijft kinderloos. 

Eind april 1924, wanneer Leentje vijfenvijftig jaar is, verhuist het echtpaar naar Apeldoorn. Ze gaan aan Korte Nieuwstraat 13 wonen, de woning van Leentje’s zus Henrietta Leefsma-Godschalk, die dan al jarenlang in Apeldoorn woont. Henrietta is weduwe en heeft twee zonen: Salomon (1910-1943) en Heiman. Leentje en Henri verblijven hier waarschijnlijk slechts een korte periode. Ze vestigen zich aan de Mariastraat 88, de huidige Wilhelmina Druckerstraat 269. Vermoedelijk hebben ze gereageerd op een advertentie in de Apeldoornsche Courant: ‘Te koop, lief villaatje, gas, waterleiding, electriciteit, steenen schuurtje. Prijs billijk.'

Ook tijdens de oorlog woont Leentje op dit adres. Kort na haar komst naar Apeldoorn, wordt ze lid van de aan de geloofsgemeenschap verbonden damesvereniging ‘Ateres Nosjiem’. Tijdens bijeenkomsten wordt tijd ingeruimd voor het bespreken van godsdienstige thema’s.

Elf maanden na hun verhuizing naar Apeldoorn bedankt het echtpaar Van Os-Godschalk in het Nieuw Israëlitisch Weekblad voor alle felicitaties en aandacht die ze ter gelegenheid van hun onlangs gevierde zilveren huwelijk ontvangen hebben. Henri overlijdt op 30 mei 1936.

In april 1940 probeert neef Salomon telefonisch contact op te nemen met Leentje, die dan 71 jaar is. Hij slaagt hier echter niet in en neemt contact op met de politie. In het meldingsrapport wordt ze omschreven als een oudere, ziekelijke vrouw. De politie gaat polshoogte nemen en ontdekt dat Leentje ziek in bed ligt en daarom de telefoon niet kon opnemen. Op een registratiekaart van de afdeling Apeldoorn van de Joodse Raad van Amsterdam staat vermeld dat ze een doktersattest heeft en vanwege haar hoge leeftijd niet transporteerbaar is.

Op 19 januari 1943 worden vrijwel alle overgebleven Apeldoornse Joden op het terrein van het Apeldoornsche Bosch geïnterneerd. Leentje behoort tot deze groep. Een getuige schrijft dat enkele Joden ‘allerlei bezit, tot aan meubelen aan toe’ vanuit hun huis naar het Apeldoornsche Bosch lieten overbrengen. Het is goed denkbaar dat vele Joden geen enkel idee hebben gehad wat hen te wachten stond.

De schoonvader van haar zus Henrietta, Heiman Leefsma (1854-1943), is fysiek niet in staat om gehoor te geven aan de oproep om zich te melden. Ondanks de medische verklaring die hij heeft, wordt hij door de bezetter met stoel en al uit huis gehaald. Het staat vast dat Henrietta, Salomon (respectievelijk de zus en neef van Leentje) en Heiman (de schoonvader van Henrietta) ook in het Apeldoornsche Bosch terechtkomen. In de nacht van 21 op 22 januari worden zo’n 1.300 patiënten en 50 personeelsleden op wrede wijze in vrachtwagens geladen en naar het treinstation van Apeldoorn gedeporteerd.

De sterfdatum van Henrietta wordt na de oorlog vastgesteld op 25 januari 1943, dezelfde datum als alle patiënten van wat later ‘het Apeldoornsche Bosch-transport’ is gaan heten. Haar schoonvader Heiman Leefsma heeft ook deze sterfdatum en van hem zijn bij Kamp Westerbork eveneens geen registratiedata bekend. Het is daarom denkbaar dat Henrietta bij haar schoonvader in de ziekenzaal aanwezig was toen de ontruiming van het zorgterrein begon. Henrietta is vermoedelijk op deze wijze ‘toegevoegd’ aan het transport.

De geïnterneerde dorpelingen zijn niet tegelijk met de patiënten weggevoerd: zij worden in de loop van de dag in doorgangskamp Westerbork geregistreerd, zo ook Leentje. Ze zijn met een reguliere personentrein naar het doorgangskamp gedeporteerd. Leentje verblijft in barak 73.

Op dinsdag 9 februari 1943 vertrekt vanuit het kamp transport 49 met als eindbestemming Auschwitz. Het transport telt 25 personenwagons met in totaal 1.184 gedeporteerden, onder hen Leentje en haar neef Salomon. Leentje wordt bij aankomst in een van de gaskamers door de nazi’s met Zyklon B van het leven beroofd.

23 september 2024