In het laatste oorlogsjaar waagden Milo en Lidy Anstadt met Milo’s zuster Sera, vertrouwend op hun goed vervalste papieren, de sprong vanuit hun onderduikadres naar een officiële huurwoning. Hun oog viel op Plantage Muidergracht 89, dat leeg stond sinds de joodse bewoners waren weggehaald. Lidy vertelde dat ze toen al zo vol waren van de aanstaande vrijheid dat ze de gevaarlijkste dingen deden. Al snel trokken er onderduikers bij hen in, onder wie medeverzetsman en acteur Rob de Vries. Met de balkondeuren open werden er luidruchtige toneelvoordrachten gehouden. Ook Joop den Uyl kwam er dagelijks langs. Op you-tube is een korte film te vinden, getiteld ‘Overmoed en Geluk’. Dit spannende verzetsverhaal is digitaal vastgelegd door Rosalie Anstadt en medestudenten voor een biografieproject van de UvA. Haar grootouders, Lidy Bleiberg en de in Polen geboren Milo Anstadt, woonden hier vanaf medio 44 tot in de jaren 50. Rosalies moeder Karien Anstadt, geboren na de oorlog, schreef over haar jeugdherinneringen aan de Plantage in Ons Amsterdam.
Hotel vanaf de jaren 50
De panden 87-89-91 zijn gebouwd in 1870 in de voor de Plantage zo typerende witgepleisterde stuccadoorsstijl. In de panden, van verre herkenbaar aan de blauwgestreepte luifels, zit sinds de jaren 50 een hotel. Benieuwd of de huidige uitbater bekend is met het verzetsverleden stap ik hotel Barbacan binnen. Het ontbijt is net afgeruimd, hotelier Jur Fritz heeft even tijd om ‘Overmoed en Geluk’ te bekijken. Hij is op de hoogte van wat zich hier vroeger heeft afgespeeld, maar dat Joop Den Uyl erbij was, is nieuw voor hem. ‘Wat een toeval, ik ben de voetbaltrainer van een van zijn kleinzoons!’
In 1987 nam de vader van Fritz het hotel over van de Poolse eigenaar Olzewski, en verzon Barbacan, volgens zoon Fritz de naam van een kasteel in Polen. De combinatie van meerperoons kamers, redelijke prijs en korte afstand tot het Rembrandtplein trekt vooral jongeren aan.
Artsen en ondernemers in de eerste helft van de 20e eeuw
Een van de eerst bewoners van nr. 87 is de weduwe Kerbert-Zwaardenmaker, om de hoek ligt het werkterrein van haar zoon Coenraad, directeur van Artis van 1890 tot 1927. Vervolgens kwam hier in 1905 de veelbelovende jonge arts Gérard Van Rijnberk [te] wonen. Hij werd geboren in Gouda in 1875 als zoon van een oogarts en vertrok op jonge leeftijd naar Rome om medicijnen te studeren. In 1909 werd hij benoemd tot hoogleraar in de Fysiologie aan de Universiteit van Amsterdam. In 1915 verruilde Van Rijnberk de Muidergracht voor Blaricum, waar hij zich als aanhanger van het Martinisme (vergelijkbaar met vrijmetselarij) thuis zal hebben gevoeld tussen de theosofen en kunstenaars die het ongerepte landleven in dit boerendorp ontdekt hadden. Hij zou zich ontwikkelen tot een autoriteit op het gebied van het medisch onderwijs. Als bevlogen docent onder de naam Reinders figureert hij in Simon Vestdijks Anton Wachterroman De vrije vogel en zijn kooien.
De huizen bleven tot aan de oorlog in trek bij medici en ondernemers. Naast Van Rijnberk woonde B.I. de Vries,] handelsman in ‘in garen en band’. De Vries’ buurman Nantes Springer op nummer 91 had een ‘Electro Technisch Bureau’ met een magazijn op nummer 115. De feeërieke verlichting van de Parkschouwburg (nu het huidige Swift-terrein in de Parklaan) was door hem geleverd, net als de toneellampen in de Hollandsche Schouwburg. ‘Tussen bomen en bloemen komt licht van verschillende kleuren’ en dat wekte tijdens een voorstelling ‘een daverend applaus’, aldus een opgetogen verslag uit 1896 in het Nederlands Israëlitisch Weekblad. Springer bracht zijn laatste jaren door in pension Reinhaus in de Beethovenstraat vanwaar hij op 75-jarige leeftijd werd gedeporteerd naar Auschwitz.
In 1927 betrok oogarts Jacob Pinkhof nummer 91 met zijn vrouw Branca Asscher en hun drie jonge kinderen Menachem, Rivka en Ada. Hun bovenbuurman was Leman Frankfort, die een importhandel had, en ook als ‘reiziger in chocola’ te boek stond. Frankforts vrouw Catharina Vleeschhouwer was kinderbroekenmaakster en winkelbediende. Hun zoontje Abraham was van dezelfde leeftijd als de kinderen Pinkhof, er was buiten genoeg ruimte voor hen om te spelen zoals op het tegenover de huizen gelegen speelveldje aan het water. In het bevolkingsregister staan veel meer inwoners vermeld in deze drie panden, onder wie dienstmeisjes en reizigers, naaisters en magazijnbedienden. Ook woonde hier Rebecca Vas Nunes, linnennaaister van de PIZ aan de Henri Polaklaan, tot ze in 1943 (gedwongen?) in het ziekenhuis ging wonen. Alles bij elkaar zal het hier in de jaren 30 heel wat drukker en levendiger zijn geweest dan in deze tijd waarin het hotel enigszins in de schaduw is komen te staan van de Amsterdam Business School , voor verbouwing bekend als het B.C.P. Jansen Instituut, beide van de Universiteit van Amsterdam.
Aan deze drukte maakten de nazi’s op brute wijze een eind. Bovengenoemde namen van de inwoners die vanaf de jaren 20 op de Plantage Muidergracht 87-89-91 woonden zijn allemaal terug te vinden op het Digitaal Joods Monument.
Loofhut in het ‘Hortusparkje’
Na de oorlog bleven de Anstadts nog tien jaar op nummer 89 wonen. Een medebewoner na 1945 was de arts Jozef van der Hal. In de oorlog voorzag hij Rob de Vries van medicijnen voor zieke onderduikers.
Al pratend over haar jeugdherinneringen aan de buurt zag Karien Anstadt opeens weer de loofhut voor zich die tijdens Soekot (Loofhuttenfeest) door de orthodoxe joodse gemeente uit de Parklaan neer werd gezet in het ‘Hortusparkje’, nu Overloopplantsoen. De hut stond er hooguit een paar dagen.
Juist nu is er veel te doen over dit stukje openbaar groen. Laten we hopen dat het unieke karakter van dit park voor de buurt behouden kan blijven. Er is immers al zoveel verdwenen.
Tekst en foto’s Denise Citroen, gepubliceerd in Plantage Bulletin, jg. 19, nr.2 april 2011