"Ik werd, gelijk ik laatst in een encyclopedie las, in 1871 als jongste zoon van Joodsche ouders geboren. Mijn moeder stamt uit een deftige Berlijnsche familie. Mijn jeugd bracht ik door in het Westen van Berlijn; ik bezocht diverse scholen. Op jonge leeftijd had ik al belangstelling voor de natuurwetenschappen, verzamelde planten, kevers, vlinders. Waarschijnlijk opgewekt door Toergenieff, aangevuld met herinneringen aan Dickens en Andersen, waagde ik mijn eerste literaire pogingen in rivaliteit met een eveneens zeer literair aangelegde mede-scholier. Ik werd koopman, maar bleef mijn roeping getrouw, vond gedurende mijn diensttijd gelegenheid mijn eersten roman te voltooien, bezocht van mijn vijfentwintigste tot mijn achtentwintigste jaar de Berlijnsche Universiteit, legde mij voornamelijk toe op kunsthistorie, werd kunstcriticus aan dagbladen, schreef na een zwijgen van vijf jaar een roman - vier waren aan dezen al voorafgegaan - waardoor mijn naam bekend werd. Ik trouwde, werd met drie kinderen gezegend, leefde een eenvoudig, stil bestaan en had succes. Zie daar de officieele, de nette, de uitgestreken- diplomatieke biografie. Maar wat minder officieel is het allemaal toch niet zoo effen en glad en netjes gegaan“.
Het stuk eindigt met een bespiegeling over zijn leven als emigrant in Nederland:
“Thans: uiterlijk bourgeois, schijnbaar verzoend met het leven, psychisch, geestelijk en lichamelijk vervet. In elk opzicht kamerzindelijk, een tikje grijs, gezondheid zoo-zoo, directe materiële nood in indirecte veranderd; gipsmasker; schuw voor de groote stad; een afgetobd paard; diep heimwee naar zelfbezinning.
In maart 1933 heb ik het lieve vaderland den rug toegekeerd en zet nu mijn leven in Holland voort, waar het eigenlijk op dezelfde wijze, alleen misschien nog iets eenzamer, verloopt dan vroeger in Neckargemünd bij Heidelberg, waar ik de laatste jaren in Duitschland woonde. Met dit verschil dat ik hier in Hilversum nog meer bij mezelf te gast ben dan daar. Het eenige, wat ik bij dezen ruil tot nu toe betreurd heb, is, dat mijn geloof geen bergen kan verzetten. Tusschen haakjes: niet pas sinds 1933, Spanje, Abessinië, China, heeft deze planeet het bij mij verkorven; maar met den enkeling, die daarop leeft, heb ik medelijden“.
Bron: Het Salamanderboek, N.V. EM. Querido Uitgeversmaatschappij Amsterdam, 1938, pag. 83-87, met een lijst van werken van Georg Hermann Bordardt van 1900-1935.