Addition

Het verhaal van Roosje van Tijn, opdat wij niet vergeten...

By: leni

Dit zijn de enige bekende foto's  van Roosje van Tijn, de laatste Joodse inwoonster van Puttershoek

By: leni
All rights reserved

Dit is het verhaal van Roosje van Tijn, de laatste Joodse inwoonster van Puttershoek.

Mijn vader vroeg zich altijd af wat er was geworden van Roosje van Tijn. Ieder jaar, begin mei, kwam haar naam ter sprake. Roosje van Tijn was een Joodse inwoonster van Puttershoek. Mijn vader vermoedde dat Roosje was omgekomen in de Holocaust.
Ik zocht, jaren geleden, op internet maar vond geen spoor van Roosje. Ze leek van de aardbodem verdwenen. Het verhaal liet me nooit los.
Mijn oudste tante (95) is voor mij een rijke archiefbron. Van haar hoorde ik dat Roosje de dochter was van Ben van Tijn. In de volksmond ‘Ben de Jood’ genoemd. Ben(jamin) was een koopman die met zijn hondenkar de regio afreisde. Roosje had tot 1934 een winkeltje in cadeau- en ‘luxe’ artikelen aan het Weverseinde te Puttershoek. Nadat ze haar winkel verkocht aan schildersbedrijf Den Hartog, verhuisde Roosje naar Rotterdam. Meer kon tante me niet vertellen.

Laatst deed ik, met deze informatie, een nieuwe poging. Tot mijn grote verwondering is daar opeens een link naar een genealogische site.
Ik word nieuwsgierig, zoek verder en maak een hypothetische reconstructie van Roosjes leven.

Alle dragers van de naam van Thijn, van Tijn, van Teijn, van Tuijn, Fonteijn, Fanteijn of van welke spelling dan ook, hebben Levie Cohen als stamvader. De familieoverleveringen vertellen dat de naam ‘Tijn’ afkomstig is van het plaatsje Tyn. Er zijn twee plaatsen met de naam Tyn, te weten Tyn-Nad-Vitavou, gelegen aan de rivier de Moldau en Horsovsky-Tyn, in het Bohemerwoud. Aan het einde van zijn omzwervingen strijkt Levie rond 1700 neer in Maarssen of Maarsseveen. Zijn zonen blijven daar wonen en zijn kleinkinderen worden er geboren. Hier vandaan waaieren ze uit over Nederland. Van Zaandam, Haarlem en Amsterdam tot de kleinste dorpen van de Hoeksche Waard en het Westland.

Roosje wordt op 18 november 1874, in Puttershoek, geboren als dochter van Benjamin van Tijn en Leentje Horneman. Vader Ben trekt met zijn hondenkar vol handelswaar door de omringende dorpen, moeder Leentje leidt het huishouden. Roosje bezoekt de openbare lagere school.
Leentje Horneman sterft in 1886 en wordt begraven op de Joodse begraafplaats in Oud-Beijerland. Roosje is dan nog maar 12 jaar. Vader Benjamin sterft in 1915. Roosje blijft ongetrouwd. Ze is ondernemend want ze begint een winkeltje in cadeauartikelen aan het Weverseinde. In 1934 verkoopt ze haar winkeltje aan Cornelis den Hartog. Ze verhuist, als laatste van de Joodse gemeenschap van Puttershoek, naar Rotterdam.

Vóór de oorlog heeft Rotterdam een grote Joodse gemeenschap die ruim 12.000 leden telt. Vanaf 1933 is dit aantal sterk toegenomen als gevolg van de Jodenvervolging in Duitsland. De Joodse buurt is tot de jaren twintig geconcentreerd rond de Ammanstraat, waar nu het Hilton Hotel en de Doelen staan. In de jaren twintig verspreiden de Joden zich over de stad. De Joodse gemeenschap van Rotterdam is een actieve gemeenschap. Er zijn minstens zeventig verenigingen op velerlei terrein. Er zijn vijf Joodse godsdienstscholen waar, buiten schooltijd, les wordt gegeven. Rotterdam kent geen aparte Joodse school omdat de meeste Joden het belangrijk vinden dat hun kinderen samen met andersdenkenden opgroeien.
Waarom verlaat Roosje Puttershoek? Gaat het slecht met de zaken of is het kwestie van concurrentie, er opent rond die tijd een andere cadeauwinkel... Waar gaat Roosje heen? Opent ze in Rotterdam een andere winkel of trekt ze in bij haar zus Hester Isaäcs? Hester is haar enig overgebleven zus en al jaren weduwe. Buiten een broer in Haarlem heeft Roosje geen familie meer. Haar andere broers en zussen uit het, negen kinderen tellende, gezin van Benjamin en Leentje zijn al overleden. Wellicht woont ze in bij haar zuster. Er is na haar transport namelijk geen inboedellijst bewaard gebleven in de stadsarchieven. Haar adres is onbekend. Er moet toch iets te vinden zijn.
Via via vind ik, na lang zoeken, de volgende gegevens over haar verblijf in Rotterdam
In Rotterdam werd Roosje ingeschreven op 7 november 1934. Op haar persoonskaart staat dat ze geen beroep heeft en ze woont op vele adressen in de stad, zoals:
Kipstraat 26a, Kruisstraat 4b, Boerensteiger 47b, Gedempte Botersloot 163b, Bolwerk 6, Claes de Vrieselaan 31a, 2e Middellandstraat 17b, Schiedamseweg 259b, Katshoek 10a, Voorburgstraat 128b en als laatste adres de Abraham Kuyperlaan 14a.
Bij al die adressen staat dat ze inwonend is.

De Duitsers beginnen hun deportaties op 30 juli 1942. Tweeduizend Rotterdamse Joden krijgen enkele dagen daarvoor een oproep zich te melden voor de arbeitseinsatz in Duitsland.
Ze moeten zich melden bij Loods 24 aan de Entrepotstraat. Wat de Hollandse Schouwburg is voor Amsterdam, is Loods 24 voor Rotterdam. De bezetter kan het ‘werk’ in Loods 24 beter geheimhouden dan in Amsterdam, want de loods ligt op een afgesloten haventerrein achter een twee meter hoge muur. Het is een houten loods die tussen de Spoorweghaven en de Binnenhaven staat. Een geïsoleerde plaats, de mogelijkheden tot het wegsmokkelen van kinderen - zoals in Amsterdam – ontbreekt.
Slechts elfhonderd twintig Joden melden zich. Velen duiken onder.
Op de oproepen in augustus en september reageren steeds minder mensen. Roosje is al wat ouder en zal waarschijnlijk gedurende deze maanden nog geen oproep ontvangen hebben.
De Duitsers gaan vervolgens een stapje verder. Als de joden niet vrijwillig komen dan... Joodse Rotterdammers tussen 60 en 96 jaar worden opgepakt en vertrekken op 8 oktober 1942 vanaf Loods 24 naar Westerbork.
Ik ga ervan uit dat Roosje tot deze groep behoort.

Tijdens haar laatste stappen op Rotterdamse bodem is ze alleen en op zichzelf aangewezen. Met wat persoonlijke bezittingen meldt ze zich in de Entrepotstraat. Haar zus Hester blijft achter. Misschien is Hester ziek. Een maand later staat er namelijk een advertentie in Het Joodse Weekblad. Hester is, zacht en kalm, op 75- jarige leeftijd overleden. Volgens de begraafboeken van de joodse begraafplaats te Rotterdam, is Hester van Tijn daar begraven. Haar is veel bespaard gebleven.
Weet Roosje wat haar te wachten staat?
De trein rijdt vanuit Rotterdam naar Westerbork. Een doorgangskamp in Drenthe. De Joden verblijven daar in afwachting van verder transport. Hun verblijf varieert van enkele uren, enkele dagen tot jaren. Iedereen die in het kamp zit, weet dat hij vroeg of laat naar het ‘oosten’ zal vertrekken. De meeste mensen denken dat ze daar moeten werken. Sommige weten te vertellen dat ze er zullen worden omgebracht. Bijna niemand gelooft dat, kan het zich niet voorstellen. Het leven in het kamp wordt beheerst door angst. Angst om op transport te gaan.

De waarheid is hard. De meeste transporten vanuit Westerbork vertrekken naar concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz. Dit kamp in Polen is van juli 1942 tot februari 1943 de enige eindbestemming van de transporten. De eerste maanden vertrekken er wekelijks twee transporten richting Polen. Op maandag en vrijdag vertrekken duizenden mensen in volgepakte veewagons. Bagage, volwassenen, kinderen, jong en oud, alles door elkaar zonder fatsoenlijke sanitaire voorzieningen, voedsel en drinken.
Roosje arriveert 8 of 9 oktober in Westerbork. Ze verblijft er slechts enkele dagen. Op maandag 12 oktober 1942 wordt ze op transport naar Auschwitz gezet. Wat er door haar heen gaat, angst, wanhoop, verdriet... daar kunnen we slechts naar raden. De helse treinreis duurt drie dagen. Na aankomst worden de ouderen, kinderen en zieken direct richting gaskamers gedirigeerd...
De officiële overlijdensdatum van Roosje van Tijn is 15 oktober 1942. Roosje werd 67 jaar.
Haar naam staat als nummer 5649 op de Kaddisj lijst van de gemeente Rotterdam

All rights reserved

Media