Ir. Alfred Spitz (1917) is op last van de bezetter bij het NLL ontslagen omdat hij Joods was. Aanvankelijk kreeg hij nog enige maanden uitstel maar moest hij per eind september 1941 het NLL toch verlaten. Ondanks diverse pogingen hem van deportatie te vrijwaren is hij half februari 1945 in het kamp Dachau aan typhus overleden.
Alfred A. Spitz, geboren op 1 augustus 1917, komt op 15 augustus 1939 als ingenieur in dienst bij het NLL. Hij gaat werken bij de afdeling 'Vliegtuigen', waarschijnlijk onder de hoede van ir. J.H. Greidanus, een specialist op het gebied van flutterverschijnselen.
Op 28 augustus 1940 stuurt Wimmer, de Generalkommissar für Verwaltung und Justiz, een brief naar de Secretaris-Generaals van de diverse departementen om hen er op te wijzen dat zij ’keine Personen zu Beamten ernennen . . . die ganz oder teilweise jüdischen Blutes sind’. Deze mededeling wordt op 11 september van hetzelfde jaar gevolgd door een brief waarin een opgave verlangd wordt van alle personen die geheel of gedeeltelijk van Joodse afkomst zijn. Een ieder moet aangeven of hij of zij één of meer Joodse grootouders dan wel een Joodse echtgeno(o)t(e) heeft. Vijf medewerkers, waaronder Spitz, geven deze informatie op. Spitz vermeldt dat hij meer dan twee grootouders heeft van 'Joodsche bloede'. Deze gegevens worden door Chaillet, de financieel directeur, ter kennis gebracht van Blackstone, de voorzitter van het NLL bestuur, met het verzoek ze door te sturen aan de Secretaris Generaal van het Departement van Waterstaat. Chaillet vermeldt daarbij dat deze informatie is verkregen door ’persoonlijke ondervraging van iedere ambtenaar (ambtenares) of employé, waarbij een ieder er op werd gewezen, dat de juistheid der beantwoording voor verantwoordelijkheid van de(n) ondervraagde blijft.’ Daarna blijft het stil totdat het Departement van Waterstaat op 31 december 1940 formulieren toestuurt met een aantal vragen die door betrokkenen, waaronder dan ook Spitz, moeten worden ingevuld en ondertekend.
Op 22 januari 1941 richt Chaillet, de financieel directeur van het NLL, zich in een brief tot de voorzitter van het bestuur Blackstone als reactie op een kort daarvoor geschreven brief (waarschijnlijk van het Departement) over het voorgenomen ontslag van twee Joodse medewerkers. Chaillet verzoekt om uitstel omdat zij onmisbaar zijn voor de uitvoering van Duitse opdrachten voor de AVA. Dit betreft wetenschappelijk onderzoek in opdracht van de Aerodynamische Versuchsanstalt uit Göttingen, een instituut waarmee het NLL ook al voor de oorlog contact onderhield. Chaillet neemt dit op met Käufl, de bij het NLL aangestelde Duitse 'Beauftragte', die suggereert dat voorlopig geen 'afbouw' van ingewerkt wetenschappelijk personeel mag plaatsvinden zonder dat hij daarover is ingelicht.
Daar Spitz op dat moment werkt aan een wetenschappelijk interessante opdracht voor de AVA op het gebied van flutter, is Chaillet in staat zijn verzoek tot uitstel voor Spitz goed te onderbouwen. Chaillet weet dan ook Käufl te bewegen contact op te nemen met de Duitse autoriteiten om Spitz te vrijwaren van ontslag vanwege zijn onmisbaarheid voor het werk. Hij probeert dat op 24 februari 1941. Maar het lukt niet tot de Duitse autoriteiten door te dringen. Wimmer (hoofd Verwaltung und Justitz, rechtstreeks onder Seyss-Inquart) blijkt niet aanwezig te zijn en zijn plaatsvervanger Stüler (Hauptabteilung Inneres, ressorteert onder Wimmer) ligt ziek in Duitsland. Volgens Chaillet heeft Käufl zelfs een brief aan de Rijkscommissaris (Seyss-Inquart) geschreven en lukt het uiteindelijk iemand van het Duitse bestuur met kennis van zake te spreken te krijgen. Die meent dat ". . . indien de Nederlandsche autoriteiten niet in staat bleken te zijn om voor een juisten vervanger te zorgen, een Duitsch ingenieur daarvoor uit Duitschland zou moeten worden aangewezen." Inmiddels is Käufl op 29 april weer teruggekeerd uit Parijs en praat hij Chaillet bij over zijn gesprekken met de Duitse autoriteiten. Hij adviseert uiteindelijk dat het NLL zelf maar een verzoek moet indienen bij de hoogste Nederlandsche autoriteit waaronder het NLL ressorteert. Benadrukt moet worden in dat verzoek dat "het NLL al het mogelijke gedaan heeft om 'de ongewenschte relatie met de heer Spitz' te laten aflopen". Uiteindelijk lukt het enig uitstel voor Spitz te krijgen die nog tot eind september thuis mag werken om zijn opvolger te kunnen inwerken. Spitz gaat elders na zijn ontslag les geven bij Joodse instellingen. Uiteindelijk wordt hij, blijkens gegevens van 'Het Joods Monument' tewerkgesteld in kamp Vught bij het zgn. Philips-Kommando (Speciale werkplaats apparatenfabriek nr 677 Vught). Chaillet blijft zich inspannen om te verhinderen dat Spitz naar Duitsland wordt gedeporteerd. Zo probeert hij via de Secretaris-Generaal van Waterstaat Spitz op de lijst Frederiks-van Dam te plaatsen op grond van een zeer lovend NLL-getuigschrift. Hij krijgt daarbij hulp van iemand binnen het Departement of binnen de Luchtvaartdienst die schrijft: “De commercieel directeur van het N.L.L., de heer Chaillet, heeft mij de zaak, die overigens duidelijk is, nog eens toegelicht en er op gewezen dat veel spoed wordt vereischt, wil het niet te laat zijn.” Ook stuurt de NLL-Directie op 8 april 1943 een brief naar de ’Kommandant’ van het kamp in Vught met het verzoek hem daar te houden totdat duidelijk is wat de uitkomst zal zijn van het verzoek om Spitz op de lijst Frederiks-van Dam te krijgen. Maar op 21 april 1943 krijgt Chaillet bericht van Frederiks dat "daar er door mijn bemiddeling veel meer personen in Barneveld zijn ondergebracht, dan mij oorspronkelijk was toegestaan, er momenteel geen mogelijkheid is nieuwe personen voor plaatsing aan te wijzen." Dat weerhoudt Koning, de algemeen directeur van het NLL, er niet van op 17 mei 1943 een brief te schrijven aan de autoriteiten om te verhinderen dat de moeder van Spitz, die inmiddels in kamp Westerbork is geïnterneerd, naar Duitsland wordt gedeporteerd. Hij deelt daarin mee dat er een aanvraag loopt om Spitz op de lijst Frederiks-van Dam te plaatsen en voegt daaraan toe dat "deze aanvraag rechtstreeks van belang is voor de moeder van den heer Spitz". Vier dagen later, op 21 mei 1943, wordt zij in Sobibor vermoord. Intussen wordt ook met AVA in Göttingen [de opdrachtgever voor het wetenschappelijk werk op het gebied van flutter] overlegd. Chaillet meldt in een brief gericht aan Mr. J.B. Kan (p/a Departement van Binnenlandsche Zaken) “. . . dat mijn pogingen bij de Duitsche heren uit Göttingen, die ons dezer dagen hebben bezocht geen resultaat hebben opgeleverd. Zelfs werd mij ter verstaan gegeven, dat het voor een Duitscher niet aangaat om enige aanbeveling ten gunste van een jood te geven, waarbij erop gewezen werd, dat zich enkele jaren geleden enige frappante gevallen van dezelfde aard hadden voorgedaan van leden van het personeel van de Aerodynamische Versuchsanstalt Göttingen e.V. (AVA), wier vroegere verdiensten boven twijfel waren verheven.”. Alle inspanningen blijken tevergeefs. Wanneer Spitz zelf naar Dachau is gedeporteerd is niet bekend. Blijkens een verklaring van een kampgenoot die Dachau heeft overleefd, is Spitz half februari 1945 aan typhus overleden.
Uit de bewaard gebleven archiefstukken is niet af te leiden hoe het personeel hierop heeft gereageerd. Na zijn pensionering stelt prof. ir. A. van der Neut zijn ervaringen tijdens de oorlog op schrift. Hij schrijft daarin: “Geen enkel personeelslid heeft de moed kunnen opbrengen met hen solidair te zijn door te weigeren de ariër-verklaring in te dienen. Ook ik niet. Aan Spitz heeft een van zijn collega's onderduik aangeboden, waarop hij echter niet in ging. (Bedenk dat in het begin van de bezetting onderduiken nog niet in zwang was). Groen [de andere Joodse medewerker die is vermoord] verliet in tranen het NLL. . . .” .
Rond 2005 is een plaquette in de hal van het hoofdgebouw geplaatst ter nagedachtenis aan de twee Joodse werknemers die in 1941 ontslagen zijn en daarna gedeporteerd en vermoord in de vernietigingskampen. Bij de recente renovatie van 2018 van de NLR gebouwen is deze plaquette tijdelijk verwijderd en later weer teruggeplaatst in de foyer naast de vergaderzalen in het hoofdgebouw (zie de afbeelding).
Bram Elsenaar
Amsterdam, 29 juli 2020
Deze informatie is ontleend aan een publicatie van Bram Elsenaar met de titel: 'Onder de vleugels van Göttingen - het National Luchtvaartlaboratorium in de Tweede Wereldoorlog' uitgegeven bij Uitgeverij ASPEKT (2020)