Joden werden gedwongen om hun landbouwgrondbezittingen aan te geven bij de regionale Pachtbureaus (later Grondkamers), onder verantwoording van het Ministerie van Landbouw en Visserij. Door middel van het formulier ‘Aangifte van landbouwgronden in joodsche handen’ moesten ze aangeven welke percelen ze in hun bezit hadden. Na aangifte moesten de percelen voor 1 september 1941 worden verkocht aan ni…