Op 9 januari 1941 schrijft Jacob Eijsman in een brief aan de burgemeester van zijn woonplaats Arnhem, dat hij niet in staat is de gulden leges te betalen, die hij is verschuldigd bij de aankomende registratie van Joden. Jacob werkt vanaf zijn twaalfde jaar in een fabriek, maar is sinds 1933 werkloos en een groot deel van zijn uitkering gaat nu op aan huur en ziekenfonds. De burgemeester stelt hem …