Sara Beek was de jongste van de zeven kinderen van Izaak Leon Beek en Matje Mok. Zij was ongehuwd en werkte als kantoorbediende. Zij woonde sinds 1929 in de Noorder Amstellaan 60 III in Amsterdam-Zuid (na de oorlog hernoemd als Churchilllaan) maar vanaf 23 Mei 1940 woonde zij in de Cornelis Schuytstraat 47 bovenhuis, verhuisde in 1940 nog naar de Breugelstraat en de Hemonylaan, in 1941 naar Reguliersgracht en naar de Weteringschans om op 5 Mei 1942 te eindigen op de Plantage Middenlaan 14 II in Amsterdam.
Sara Beek werd “Gesperrt wegens functie”. Vanaf 23 Juli 1942 was zij voorlopig vrijgesteld van deportatie omdat zij een baan had bij de Joodse Raad op de Nieuwe Keizersgracht 58 als stenotypiste Nederlandse en Duitse taal. Als opleiding bezat zij diploma’s handels avondonderwijs, Engels, boekhouden en huishoudkunde.
Sara werd vermoedelijk begin April 1943 vanuit Amsterdam afgevoerd naar concentratiekamp Vught afgevoerd, waar op 13 April haar "bagage aangekomen is. Dit kamp werd op 13 Januari 1943 geopend maar was nog niet klaar; de eersten die aankwamen in Vught waren uitgemergelde gevangenen uit Kamp Amersfoort. Zij en andere gevangenen moesten het kamp zelf afbouwen.
De registratiekaarten van Sara Beek vermelden ook dat er op 21 April 1943 een brief van haar vanuit barak 31a in Vught naar Amsterdam is verzonden. Onbekend is aan wie de brief gericht was en of die brief nog bewaard gebleven is.
Sara Beek heeft van begin of half April tot 8 Juni 1943 in Vught gezeten en verbleef daar in barak 31a. Op 8 Juni vertrok het z.g. kindertransport vanuit Vught naar Westerbork en vandaar naar Sobibor. Ook Sara Beek werd op die datum naar Sobibor gedeporteerd. Bij aankomst aldaar op 11 Juni 1943 werden alle kinderen en hun begeleiders en ook Sara Beek onmiddellijk vermoord.
Bronnen o.a. Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Izaak Leon Beek, archiefkaart Sara Beek; website wikipedia Kamp Vught; website wikipedia Jodentransporten vanuit Nederland en het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Sara Beek.