Uit: G. Wisse, Memoires. Onvergetelijke bladzijden uit mijn levensboek. Van Middelburg naar Middelburg (Utrecht 1953) 121-123:
"Maar een der aangenaamste herinneringen wordt door mij bewaard aan de Jodenfamilie Dr. Kohn uit Oostenrijk. Het was tijdens de bezetting en voor ik nog in Middelburg stond. We hebben toen ook nog één jaar voorlopig ingewoond in het Rusthuis te Doorn. Daar vonden we ene familie Dr. Kohn. Een oude dokter, een zeer waardig man, met zijn oude echtgenote, als ook een ongehuwde dochter van middelbare leeftijd en een gehuwde jongere dochter met haar enig kind; een allerliefst meisje van ca. 10 jaar Deze mensen hadden permissie ontvangen, om uit te wijken naar Argentinië. Ze hadden al in gevangenissen gezeten en velerlei leed doorgemaakt. Hoe kwamen die dan in Doorn terecht? Wel op hun doorreis door Europa, was de man van genoemde jonge vrouw ziek geworden en in Parijs in een ziekenhuis opgenomen. Nu hadden ze (helaas te kwader ure) besloten om in Holland te wachten op het herstel van de kranke man. Dit is hun ondergang geworden. Om te beginnen waren ze terecht gekomen in Doorn, en hadden daar een liefdevolle opname gevonden in het nieuw geopende Chr. Rusthuis, welks directrice een grote voorliefde voor de vervolgde Joden gevoelde, en dan ook alles deed wat zij kon, om het ook deze mensen in hun ballingschap zo dragelijk mogelijk te maken.
Toen mijn vrouw en ik kort na hun opname in het Rusthuis daar ook arriveerden, vonden deze mensen uit de aard der zaak in ons warm meevoelende en meelevende vrienden. Wat hebben we al een gesprekken met deze opgejaagde mensen gevoerd en hun ook de beloofde Messias verkondigd. Vooral bij de dokter was daarvoor een geopend oor. Zeer zelfs. Het waren orthodoxe Joden, die nog trouw de "inzettingen" onderhielden. Hoe menigmaal hebben we 's avonds met allen te saam ook de psalmen Davids gezongen, en ook meermalen met elkaar gebeden. Kortom dat was een schone gelegenheid om Christus te verkondigen. En wat merkwaardig was? Dat het lieve jonge meisje Erica, zo ontvankelijk bleek te zijn. Dat kind voelde zich zo verknocht aan mijn vrouw, dat ze meermalen 's morgens vroeg in haar nachtjaponnetje, als ik al op was (vroeg was bij mij het uur van aanvang van de dag), op
de slaapkamer kwam, bij mijn vrouw in bed, en die haar dan vertelde van de Heiland. Dat hoorde ze zo gaarne, dat ze telkens terugkwam. Mijn vrouw, mag ik wel zeggen, heeft haar leren bidden. Hoe ontroerd en verscheurd waren we dan ook, toen we enige maanden later naar Middelburg vertrokken, en daar na enige tijd moesten vernemen het hartverscheurende feit dat ten slotte de woordbrekende Duitsers deze mensen toch ook opgehaald hadden, om ze weg te voeren als beesten op een vrachtwagen geladen.... uiteindelijk naar de gaskamers.
Wij hebben toen nog alles in het werk gesteld, om ze te achterhalen en te verlossen. Daar was zelfs een grote som geld voor beschikbaar in Argentinië, als ze nog losgelaten werden. Alles hebben we toen ondernomen bij de z.g.n. hoge heren om de mensen los te krijgen. Er was oor voor het geldaanbod. En zelfs beloofde men mij schriftelijk alle medewerking. Of men mij misleid heeft, of dat het werkelijk mislukt is, dat weet ik niet, maar wel dat de arme lieden zijn weggevoerd, ook dat lieve meisje naar Polen, en dan kan men gegrond constateren, dat ze door die onmensen om het leven zijn gebracht."
Toevoeging van een bezoeker van de website