Philip Gompers, doorgaans Flip genoemd, was een zoon van Eliazer Gompers en Rebecca Zwaab. Ruim een jaar nadat zijn ouders getrouwd waren, werd Flip op 25 Juni 1907 geboren in de Plantage Badlaan 14 II in Amsterdam en twee jaar later, op 23 Januari 1909 volgde zijn zuster Anna. In Mei 1909 verhuisde het gezin Gompers naar de Nieuwe Keizersgracht 56 II. Op 5 Januari 1938 trouwde Flip in Amsterdam met Jansje (Jeanne) Barmes, een dochter van Joseph Barmes en de Zwitserse Lucie Rueff. Uit het huwelijk werd begin Januari 1941 hun zoon Ernest geboren, die door onderduik de Holocaust heeft overleefd.
Na hun huwelijk betrokken Flip met zijn vrouw Jeanne een woning in de Amstellaan 13 I in Amsterdam-Zuid. In tegenstelling tot zijn vader was Flip niet werkzaam in het diamantvak maar werkte als zelfstandig handelsagent. In het Amsterdamse adresboek van 1939-1940 stond hij vermeld als Ph. E. Gompers, Amstellaan 13, Agentuur en Commissiehandel. Jeanne was modiste van haar vak en maakte dameshoeden o.a. voor Max Heymans en andere modezaken maar had ook een eigen klantenkring.
Uit de registratiekaarten van de Joodse Raad cartotheek van Flip en zijn vrouw Jeanne is gebleken, dat Jeanne als “Gesperrt – Wehrmacht (bontnaaister)” was geregistreerd, hetgeen inhield dat ook Flip “Gesperrt was wegens echtgenoot” , waardoor het gezin voorlopig vrijgesteld waren van deportatie. Jeanne werkte als bontwerkster/bontnaaister bij de firma Hirsch op het Leidseplein in Amsterdam, waar op orders van de Duitse Wehrmacht bontvesten en bontvoeringen gemaakt werden voor het Duitse leger aan het Oostfront.
Zij behoorde tot de zogenaamde “Rüstungsjuden”, Joden die de Duitsers onmisbaar achtten voor de oorlogsindustrie. Dat waren mensen die onder andere werkten in de bont- en confectieindustrie en Sperrestempels hadden in de 60.000 serie. Jeanne had nummer 64577 en Flip 64578. Echter Seyss-Inquart had medio Januari 1943 al beslist dat de laatste stempels van deze groep uiterlijk eind Mei 1943 vervallen verklaard moesten worden. Die groep moest dan gedeporteerd zijn of worden.
Door de vrijstelling van Jeanne, werkte Flip vanaf 17 Juli 1942 als jeugdleider bij de Joodse Raad op de Plantage Parklaan 9, waar het huis van de Joodse Gemeente “Beis Jisroeil” gevestigd was, wat in 1941 de oorlog een belangrijke functie had als kantoor van de Joodse Raad,. medisch sociaal bureau, psychiatrisch consultatiebureau, sociaal pedagogische zorg en als buitenschoolse jeugdzorg.
Op 3 October 1942 werd de Amsterdamse hoofdcommissaris Tulp geveld door ziekte en werd de jacht op Joden voor vier weken stopgezet. Op 22 October overleed hij en Rauter drong er op aan dat de crematie een officiële plechtigheid moest worden met Germaanse SS-rituelen, waarbij Rauter toen zijn vazal uitvoerig prees. Begin November echter werd die klopjacht in Amsterdam hervat. Flip, Jeanne en hun zoontje werden gearresteerd en overgebracht naar de Hollandsche Schouwburg en Ernest werd ondergebracht in de creche aan de overkant. Het zijn vermoedelijk de Sperrestempels in de serie 60.000 die gezorgd hebben dat zij als gezin na een week uit de Schouwburg zijn ontslagen en konden terugkeren naar de Amstelaan 13. Met name Jeanne was “onmisbaar” voor de Duitse oorlogsindustrie en daardoor was zij met haar man en kind opnieuw voorlopig vrijgesteld van deportatie.
In de periode daarna werd met name door de zus van Flip, Anna Gompers en haar man Maurits Cardozo druk uitgeoefend op het gezin van Flip om onder te duiken. Met name Jeanne wilde dit niet – zij was vrijgesteld van deportatie, voelde zich goed beschermd en wilde haar ouders en schoonouders niet alleen achterlaten. Maar gingen wel accoord dat zij voor de 2-jarige Ernest een onderduikplaats zouden vinden en in Februari 1943 werd hij door zijn pleegouders, afkomstig uit West-Friesland, bij Flip en Jeanne thuis, in aanwezigheid van alle familieleden opgehaald en na een heftig afscheid van allen, meegenomen naar zijn nieuwe tehuis.
Met behulp van de niet-Joodse benedenbuurvrouw werd Ernest “mee uit wandelen genomen”, wat elke dag wel gebeurden en met de tram, gevolgd door zijn nieuwe pleegouders reden zij vervolgens naar het Centraal Station. Joden mochten niet meer reizen in het openbaar vervoer; niet-Joden werd niets in de weg gelegd. Op het stationsplein werd hij zo ongemerkt mogelijk van de ene arm op de andere arm gezet, waarop de buurvrouw zonder haar buurjongetje terugkeerde naar de Amstellaan 13 en de pleegouders met hun nieuwe pleegkind met de trein naar de stad Hoorn reisden en vandaar verder per bus naar hun eindbestemming in West Friesland. Ook Anna, haar man en haar twee kinderen hebben door onderduik in West-Friesland de Holocaust overleefd.
Toen de Sperres van Flip en Jeanne eind Mei 1943 vervallen verklaard werden, belandden beiden op enig moment in de Hollandsche Schouwburg. Onderzoek heeft niet kunnen vaststellen op welke datum zij daar werden binnengebracht. Flip echter werd in de nacht van 10 Juni 1943 op transport gesteld naar het concentratiekamp Vught, terwijl zijn vrouw Jeanne in de Schouwburg achterbleef. Hij kwam terecht in het bontatelier van het daar door de Duitsers opgezette confectiebedrijf Escotex .
Na zes weken, op 17 Juli 1943 werd Flip Gompers van Vught doorgestuurd naar Westerbork waar hij in de kabel-en batterijenbarak 57 heeft moeten doorbrengen, totdat hij op 20 Juli met de 19e en laatste trein op transport gesteld werd naar Sobibor met nog meer dan 2200 andere gedeporteerden.. Bij aankomst aldaar op 23 Juli 1943 werden allen, waaronder ook Flip Gompers, onmiddellijk in de gaskamers vermoord. Er waren geen overlevenden.
Terwijl Flip Gompers op 20 Juli 1943 uit Vught naar Sobibor werd gedeporteerd, werd zijn vrouw Jeanne Gompers-Barmes, na ruim 6 weken daar te zijn verbleven en gewerkt op de ziekenafdeling van de Hollandsche Schouwburg, op 21 Juli 1943 vanuit de Hollandsche Schouwburg in Vught binnengebracht. Daar heeft zij een jaar moeten verblijven en heeft daar gewerkt heeft op het bontatelier en later bij de Philips Kommando, waar zij onder andere knijpkatten heeft gemaakt en radio onderdelen. In de nacht van 2 Juni 1944 werd zij met alle anderen op transport gesteld naar Auschwitz, heeft uiteindelijk de Sjoa overleefd en kon via Zweden in September 1945 terugkeren naar Nederland
Bronnen o.a. Stadsarchief Amsterdam, archiefkaarten van Philip Gompers en Eliazer Gompers; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Philip Gompers, Jeanne Gompers-Barmes en Ernest Gompers; Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 6, 1e deel, pagina 255 en verder door prof. L. de Jong/Stempels en Lijsten; NIOD, informatie over Philip en Jeanne Gompers; archief van Jeanne Gompers, o.a. haar brief van 20 Juli 1943 “Dinsdagmorgen”. Uit het boek Dienaren van het Gezag door Guus Meershoek, blz. 257 en 258/de dood van Tulp; de website Joodsamsterdam.nl/Joodse Raad en Plantage Parklaan 9 en de website met wikipedia lijst van Jodentransporten vanuit Nederland.nl.