Op 2 maart 1943 vertrok uit kamp Westerbork een trein met 1105 mensen naar het toen onbekende vernietigingskamp Sobibor. Na een reis van drie dagen kwam de trein op 5 maart aan. Het was het eerste transport uit Nederland naar dit kamp. Nog 18 transporten zouden volgen tot het laatste transport op 20 juli 1943. 34.313 Joodse mannen, vrouwen en kinderen maakten de gedwongen reis naar dit gruwelijke oord in oost-Polen. In nog geen vijf maanden werden zij, op ongeveer duizend na, op de dag van aankomst vergast. Van de ruim 34.000 keerden slechts enkelen terug.
Het eerste transport werd, net als het tweede, uitgevoerd met een personentrein. Daarna gebruikte men goederenwagons. Van het eerste transport overleefde niemand. Opvallend is dat van de ruim elfhonderd mensen twee derde vrouw was en een derde man.
Een grootmoeder uit de Transvaalbuurt
Catherina Veffer-Appelboom was gehuwd met Abraham Veffer. Abraham Veffer was diamantslijper en overleed in 1935. Het echtpaar kreeg drie kinderen, een zoon en twee dochters van wie er twee in de oorlog zouden omkomen. Catherina woonde op de Transvaalstraat 108, 1 hoog, in Amsterdam. Dit was dichtbij haar zoon Jonas en zijn gezin. Jonas was ook diamantbewerker.