Abraham Aronson was een zoon van Samuel Aronson en Kaatje Peper. Hij trouwde op 6 October 1926 in Amsterdam met Marianna Bronkhorst, een dochter van Mozes Bronkhorst en Naatje Swaalep. Het echtpaar had twee kinderen. De moeder van Marianna, Naatje Swaalep, woonde in bij het gezin van Abraham Aronson.
Abraham kwam zelf uit een gezin met tien kinderen; één broer emigreerde met zijn gezin naar Johannesburg en drie kinderen stierven op hele jonge leeftijd. Zijn andere broers en zusters waren Juda, Adriana, Mozes, Philip en Clara. Zij zijn allen tijdens de Holocaust om het leven gekomen.
Stadsarchief Amsterdam, archiefkaart Samuel Aronson, Abraham Aronson en website www.wiewaswie.nl.
Abraham Aronson was vanaf 16 januari 1939 werkzaam bij de textielfabriek Hollandia-Kattenburg in Amsterdam. Op woensdag 11 november 1942, omstreeks 16.30 uur, deed de Sicherheitspolizei onder leiding van Willy Lages een inval in de Hollandia-fabrieken. Alle uitgangen werden afgezet en de joodse medewerkers van het bedrijf werden ‘s avonds weggevoerd. Van alle die avond weggevoerde werknemers, maar ook van de werknemers die al eerder op transport waren gesteld, is in het 'Boek der tranen' een foto opgenomen.
Joods Historisch Museum, Documentenverzameling, inv.nr B1376, 'Boek der tranen'